Overzicht digitale en grafische vaktermen
van Landscape tot LPI
L
Landscape: aanduiding voor een liggend formaat afbeelding of document. Een staand formaat wordt met ‘portrait’ aangeduid.
Langlopend: de richting van de vezels in het papier is evenwijdig aan de lange zijde van het papier.
Layout: deze term wordt zowel gebruikt voor de schetsfase als voor de uitwerking van de grafische vormgeving van een document. Het verwerken van lettertypes, kleuren en content in de vormgeving op basis van een stramien wordt ook wel opmaken genoemd.
Leporello: harmonica-vouwwijze die gebruikt wordt bij landkaarten of uitvouwboekjes. De bladen worden linksom en rechtsom gevouwen zodat een klein eindformaat ontstaat dat bijvoorbeeld in de binnenzijde van de cover van een reisgids te plakken is.
Lettercontouren: de vectorweergave van een digitaal font. De meeste drukwerkproducenten vragen om bestanden waarin alle teksten zijn omgezet naar lettercontouren. Dit is om het risico te vermijden dat een aangeleverd bestand fonts bevat die de apparatuur van de producent niet kan verwerken, waardoor deze onbedoeld vervangen worden door standaardfonts. Zie ook aanleverspecificaties.
Lijnend: het visueel relateren van verschillende layout-elementen aan elkaar. Een kopregel kan bijvoorbeeld aan de linkerkant lijnen met de linkerzijde van de broodtekst eronder of een foto kan aan de bovenzijde lijnen met de tekstregel ernaast. Zie ook registeren. Ook in architectuur wordt vaak gebruik gemaakt van aan elkaar lijnende vormelementen.
Linkslijnende tekst: een tekstblokvorm waarvan de regels aan de linkerkant recht onder elkaar gelijk beginnen maar aan de rechterzijde variëren van lengte. De letter- en woordspaties binnen een linkslijnende tekst zijn doorgaans gelijk, tenzij de vormgever door middel van krappere spatiëring een regel bij elkaar wil houden.
Logo: een grafische uiting die de visuele identiteit van een merk- of organisatienaam weergeeft. Het logo vormt de kern van een huisstijl. Een logo kan typografisch opgebouwd zijn als woordmerk en bestaat dan uit tekst. HEMA of Siemens zijn daarvan bekende voorbeelden. Soms worden aan een typografisch logo vormen aan de letters toegevoegd zoals de krullen in het Coca-Cola logo. Vaak is een logo een combinatie van tekst en een beeldmerk of vignet zoals van ING en WWF.
Een vignet kan zowel in vaste combinatie met de merknaam als los van het complete logo gebruikt worden, zoals de vier ringen van Audi, Nike’s swoosh en de appel van Apple. Het zelfstandig kunnen gebruiken van het vignet geeft meer creatieve mogelijkheden, waarbij de mate van bekendheid van de afzender de beslissende factor is om alleen met een beeldmerk te werken in een reclame-uiting.
LPI: Lines per Inch. Dit is de aanduiding voor de fijnheid van het drukraster, niet te verwarren met aan resolutie gerelateerde termen PPI of DPI. In Nederland gebruiken we lijnen per cm als eenheid. Krantendruk is tegenwoordig meestal in raster 40, magazines zijn in raster 60 en kunstdruk gaat soms naar raster 80. Hoe fijner het raster, des te meer eisen het stelt aan de gladheid van de papiersoort. Daarom is gestreken papier favoriet voor toepassingen als kunstboeken.